Terwijl mijn tijd genadeloos wegtikt, bedenk ik mij hoe lastig het is om onderhevig te zijn aan de staat waarin ik mij bevind. 

Nooit echt wetende hoe ik opstaan of wat er mogelijk is -of net niet-, is lastig.

Vroeger was dat niet. Dan gebeurde gewoon wat moest. Of wat ik veronderstelde dat moest, dat wat van ons wordt verlangt. 

Een gebeuren, zonder verlangen, beelden of kleuren.

Hol, leeg, kil, … vol. 

Gedurende de dag, soms zelf van uur tot uur, veranderen van gedacht, maakt aan zaken beginnen, laat staan dingen afwerken, heel moeilijk tot zelfs onmogelijk. 

De vele onafgewerkte projecten, waaronder deze vele schrijfsels, blijven ongeduldig wachten op diegene die er verder kan aan werken.

Maar zelfs dat is door de algemene chaos die er heerst, en nu veel meer op de voorgrond treedt, niet altijd meer mogelijk. 

De doos van Pandora is open.

Net zoals Pandora zelf, verleid om ze zelf te openen. Omdat het ergens, ooit, moest gebeuren. Omdat het onze natuur is. Denk ik.  

Voorheen roerde het enkel in die gesloten doos, en wist enkel ik van het bestaan van die doos af, en van wat er in roerde. Waaraan ik weliswaar kapot ging/ga, maar dat zag niemand. 

En aangezien ik mezelf geen enkel waarde, geen bestaansrecht kan geven, zou er dusdoende ook niets verloren gaan. 

Integendeel. Het zou voor velen zoveel beter zijn geweest. 

Overlevingsmechanismen echter, zijn niet zomaar uit te schakelen, is al meermaals gemerkt. 

Misschien gelukkig maar, al is er daar heel veel twijfel over. 

Want overleven is niet leven. 

Dus toen er niet meer gefunctioneerd kon worden, omdat de druk in de doos te groot was geworden, werd er hulp gevraagd. Kon het niet anders meer dan hier hulp vragen. 

Wat wel is, is dat sinds ze geopend is, ze meer dan ooit op ontploffen lijkt te staan. 

Omdat het nog steeds niet mag zijn, dat ze geopend is. 

Het wordt niet aanvaard, het is te kwetsbaar, te beangstigend. 

Vanbinnen én vanbuiten. 

Het grootste deel van de tijd die zich nu aanbiedt, is er dus ook een grote noodzaak om alles onder controle te proberen houden. Het terug proberen sluiten. Wat immens veel energie kost. Meer dan het vroeger kostte. Toen leek het wel vanzelf te gaan, denk ik. 

Hoewel controle houden nu dus veel moeilijker dan vroeger is geworden, is er ook ergens een onwil om nog controle te houden. 

En de relatieve veiligheid en rust die gehoopt was te vinden in het onlangs gestartte therapieprogramma in Kortenberg, zodat die grote noodzakelijke controle toch al daar niet meer nodig zou zijn, wordt door het toedoen van hun eigen handelwijze net als extreem onveilig ervaren en zorgt dus vooral voor meer chaos en onrust. 

Wat toch weer om meer controle vraagt. 

Controle die mede door sommige therapieën niet gehandhaafd kan worden. 

Wat het dus weer extreem onveilig maakt.

Omdat het niet mag/kan. Vanbinnen en vanbuiten. 

Beseffen nu, voor wat dat mag inhouden, dat die kwetsbaarheid ook een sterkte kan zijn, zet mij in een zwaar dilemma. 

Waarde proberen geven aan ……..mezelf, helemaal, en aanvaarden zou wel eens die sterkte kunnen inhouden. 

Deel per deel, maar de fragiele kwetsbaarheid die daarmee open en bloot komt te liggen, in deze wereld, zou wel eens definitief het einde kunnen betekenen. 

De laatste periode is, door al die omstandigheden, dus vooral gewijd aan het angstvallig proberen verbergen van al wat er speelt en tegelijk niet anders kunnen dan het te proberen tonen om nog te overleven. Maar professionele luisteraars kunnen toch zo slecht luisteren. Hun diploma zit veel te diep in hun oren gepropt. Waardoor ze enkel nog horen wat ze willen horen. 

Angst echter is een slechte raadgever en slaat ook deze keer weer met verlammende radeloosheid. 

Opletten dus, want dit zijn gevaarlijke momenten voor ons.

Momenten die verlangens in blinde motivatie uiten. Daarbij steeds zeer minderwaardig handelen en zelf-beschadigend zijn. 

Ik krijg die tikkende tijdbom jammer genoeg niet zelf ontmanteld. 

Hoeveel rationele kennis er ook is, het is niet die kennis die voor ontmanteling kan zorgen.

Dus ik ga anderen erbij moeten betrekken.

Maar inclusief mezelf vertrouw ik niemand.

Opmerken dus dat eenzaamheid en wanhoop vruchtbare bodems zijn voor zelfbedrog, waarin omwille van de noodzaak aan veiligheid, rust en vertrouwen je jezelf wijsmaakt dat onveilige havens veilig zijn, geeft enkel je minderwaardigheidsgevoel meer bestaansrecht. 

 

De dilemma’s stapelen zich op. 

Maar in al die chaos en onrust heb ik nog iets opgemerkt. 

In die grote, overdonderende en overspoelende kwetsbaarheid, ligt de enige andere weg naar rust. 

De enige weg naar léven zelfs.

Voor het alternatief zal gekozen worden als dat moet, zonder hakkelen, maar niemand die dat echt wil. 

Hoewel er niet geweten is wie wat nog aan kan en hoe lang. 

Dat het niet nemen van die weg mogelijk nog meer energie vergt en zal vergen door te blijven staan, begint duidelijker te worden. Dat die andere weg daardoor aanlokkelijker wordt ook. 

Maar de weg zelf zal ook immens veel energie kosten. Energie die er niet meer is.

Die weg ook, is niet iedereen zomaar bereid te nemen. Nu zeker niet meer. 

Uit angst. Uit wanhoop en wantrouwen. Vanuit alle richtingen. 

Uit ervaring ook, al is deze weg heel anders, hij is het toch ook niet, want het houdt anderen vertrouwen in. En anderen is ook mezelf. 

En dát, is altijd al faliekant afgelopen. 

Dus zo simpel is het niet om die weg te nemen. Het is niet gewoon ‘gewoon’. 

Er is vanuit verschillende richtingen wantrouwen en terughoudendheid. 

En ík, kan dan niemand iets kwalijks nemen.

Als ik toch maar ieder zou kunnen toelaten en zou kunnen laten zijn. Zou durven te aanvaarden en waarde te geven. Zou ieder zijn talenten misschien ten volle kunnen ontwikkelen.

De ervaring echter, is dat, los van hoe ongemakkelijk het voor ons zou zijn zolang er zoveel chaos heerst, de buitenwereld geen zalvende reactie heeft. Geen gehoor en geen begrip. De nodige ondersteuning daardoor niet biedt en zelfs meer nood aan verstoppen triggert. Waardoor ik in een vicieuze cirkel blijf zitten. Waarin ook ons gelijkaardig aandeel van angst, schaamte, kwaadheid, machteloosheid, onbereidwilligheid die cirkel mee in stand houdt. Die cirkel die daardoor steeds meer wegschuift in een richting van een weg die niet wil maar misschien moet. 

Ik zou graag schrijver willen worden. 

Maar andere momenten graag striptekenaar, schrijnwerker, psycholoog, chemicus, leerkracht, kunstenaar, muzikant, poëet, therapeut, bibliothecaris, astroloog, zorgverlener, wiskundige, zwerver, archeoloog,… maar ook …….. Piraat!!

Van tijd tot tijd kan ik mij enkel in verwondering vergapen aan de wolken, …een schaatsenrijder op een plas, …de nerven in een blad …of een kronkelende worm.

Speelt enige toekomst nog geen enkele rol van betekenis als die verder dan die verwondering ligt.

Behalve misschien honger.  

Soms, … wil ik gewoon blokken in mijn mond steken.

Dat is niet evident. 

Schrijver willen worden dus. 

Soms. 

Ergens huist er een beeld van hoe een schrijver in mijn gedachten moet zijn.

Afgezonderd van de wereld, op een zolderkamer. 

Alleen. Maar om de een of andere reden helemaal niet eenzaam. 

Of in een mega groot huis waarbij in de wijde omtrek geen ander huis te bespeuren is en dat huis de sporen draagt van de achterwege blijvende zorg van de in zichzelf gekeerde denkende geest.

Boeken, overal boeken. Boekenkasten vol die bijna elke vrijstaande muur bekleden. Van vloer tot plafond reikend. En een te grote boekenkast, die bijgekocht is, om een deel van de boeken, die op de grond liggen, al te kunnen plaatsen, maar die nu meer dan half voor een van de ramen staat, waardoor bij een voorjaarse zonsondergang het wel lijkt of de zonnestralen die door de nog overgebleven speet penetreren een diepere dimensie openen. Feller zijn, en warmer. Geconcentreerder. Zelfs een magische toets krijgen, doordat de stofdeeltjes die ronddwarrelen en erdoor oplichten in die gefocuste lichtbundel, wel een dans van duizenden, sprankelende, anders voor het menselijk oog niet waarneembare fee’tjes belichten. Fee’tjes die duizenden gedachten meedragen zolang de lichtinval juist blijft, en een hypnotiserende aantrekking op de schrijver uitoefen. Net zoals sirenes op zeevaarders. 

Overal rommel ook. Losse rommel, slingerend bovenop de voor de rest strakgetrokken ruimte. Van kleren, en pizza dozen met telkens nog een overblijvend achtste deel in. Een achtste deel dat in deze setting niet verorberd lijkt te kunnen worden. Dozen alom die telkens de overwinning van dat achtste deel lijken te bejubelen en die tevens de plekken van koffievlekken verdoezelen op allerhande strak meubilair. Al stoort dat alles, ergens, maar is het niet de bedoeling. 

Een eenvoudig houten tafeltje als bureau. Waarop een ouderwetse schrijfmachine staat, met een, op een paar woorden na, maagdelijk wit blad in. Klaar om bedolven te worden onder woorden. 

Geflankeerd langs de ene kant van een overvolle asbak waar een half opgebrande sigaret vertikt van zijn assen te laten vallen en uit te doven, en langs de andere kant een glas met nog 3cm whiskey in. De halfvolle fles ernaast. Een eenvoudige houten maar comfortabele stoel ervoor. 

Een prullenmand met verfrommelde proppen papier. En proppen, versiert met enkele woorden, die her en der rondslingeren op de vloer rondom de prullenmand. Als herinnering aan mislukte driepunters. 

Zou de schrijver zich daar ‘thuis’ voelen?

Zou die setting bieden wat er nodig is om schrijver te zijn?

Zou de schrijver schrijver zijn, omdat hij schrijver ís?

Daardoor de setting zelf creërend. 

Ik weet verder niets van hoe een schrijver zou moeten zijn. Echt zijn. Welke studies en eigenschappen daartoe behoren. Ik heb een whiskyglas naast mij staan. Naast de computer die ik nu hanteer. Daarachter een ongeopende fles Kentucky straight Bourbon. Geen asbak. Want ik rook niet binnen. En ik zit aan de keukentafel. Omdat ik geen afzonderlijke plaats heb voor een bureau. Zelfs niet voor een bureau. Ook ligt hier beduidend minder rommel. Hoewel het nu bezwaarlijk opgeruimd genoemd kan worden. Maar er ontbreekt iets meer. Iets veel fundamentelers. En het openen van die fles zal daar niets aan veranderen. 

Het is het niet weten wie of wat ik ben. 

Geen setting kan mij daarin helpen. Omdat ik nergens “thuis” ben. Geen enkel huis is voor mij een thuis. Welke sfeer daarin ook zou worden gelegd. 

Geen studies of eigenschappen die ik me eigen zou kunnen maken kunnen helpen. Hoewel ik me eender wat eigen zou kunnen maken. Als een spons, alles opnemend. Omdat ze niet “eigen” zouden zijn. Het blijft het werk van een kameleon die zich aan alle achtergronden weet aan te passen maar niet meer weet wat zijn eigen kleur is. Zelfs bang is geworden om dat eventueel te ontdekken. 

Beide kan ik dus creëren. Maar geen van beide zouden enige verbinding tot stand brengen. 

Alles blijft surrealistisch en een illusie.

Alles blijft op afstand. 

Geen enkel iets kan maken dat iets is of wordt als er geen connectie mee is.

Emotionele connectie, niet de wetenschap. 

Wetenschappelijk connectie blijft in de dimensie van de rationalisering. Hoeveel je er ook van bezit. 

Dringt niet door tot de kern, net als een schaatsenrijder die de oppervlaktespanning van water niet kan doordringen. 

Soms is dat goed, om als schaatsenrijder niet te verzuipen, maar soms ook helemaal niet. 

Want als je de oppervlaktespanning als kikker niet kan doorbreken, droog je uit.

Ik voel mij verschrompelen. Maar weet zelfs niet of ik schaatsenrijder of kikker ben, dus als ik toch een manier kan vinden om de oppervlaktespanning te doorbreken, zou het kunnen dat ik verzuip. 

En omdat de schaatsenrijder weet dat het een schaatsenrijder is, weet hij ook dat zijn emotionele connectie niet onder het wateroppervlak ligt, maar in de lucht. 

Erger nog wordt het als je emotionele connecties van moment tot moment verschillen. 

D-iC © MMXIX

Je kan misschien ook genieten van:

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *