Ik ben dinsdag bij mijn grootmoeder langs gegaan.
Het mens’ke wordt 93 dit jaar.
Het is nog een kranige tante voor haar leeftijd, al begint de ouderdom haar nu wel stilletjes aan in te halen.
Dat ze dat zelf allerminst onder ogen wil zien getuigen de absurde verhalen waarbij ze weer van de een of andere wankele ladder is getuimeld door god-weet-wat uit te spoken.
Ik kon niet anders meer dan langsgaan.
-Om de een of andere reden had ik haar maandagavond opgebeld en mezelf voor een voldongen feit gesteld.-
Al ben ik nog zo ver afgesloten van mezelf, of net daardoor, en heb ik eigenlijk net zelf nood aan zorg, toch is zorgen voor anderen wat ik doe.
Zelfs al is het allesbehalve zorgzaam voor het mezelf. Want dát kan ik niet. Zorgen voor mezelf, gaat niet.
– Dat weten nu weerhoudt mij er wel van om nog veel interactie te hebben met mensen. Hoewel dat dan weer voor een enorm isolement zorgt. –
Ok, ok het had ook te maken met de ‘storm’ Ciara.
-Naar Amerikaans model krijgen tegenwoordig ‘onze stormen’ ook een naam. Of beter, het brede publiek krijgt de namen nu ook meegedeeld.-
Ciara dus deze keer, voor wat wij een storm noemen, trok het voorbije weekend over het land. Eigenlijk wou ik niet bellen. Niet echt, want de mentale vermoeidheid put mij sowieso al constant uit. Laat staan dan, wat tegenwoordig meer en meer het geval is, dat de vermoeiende ‘gesprekken’ met haar er nog bij zouden kunnen.
Maar toch, om de een of andere reden dus werd het idee opgevat om twee vliegen in een klap te vangen. Of meer zelfs.
Er zou voor haar kunnen worden gezorgd, door eens te gaan ‘checken’. Door haar tuintje na te kijken, en het dak.
Ze zou, als we net voor het middageten gingen, haar eigen honger een beetje kunnen stillen. Die van de nog nodige, zorgende grootmoeder, en ondertussen de mijne via de maag,
–Hey, enkel puur altruïsme bestaat niet, …nooit.-
En, … ik zou mijn eigen impasse, van hier dag in dag uit geïsoleerd te zitten, misschien even kunnen proberen doorbreken.
Op tijd en stond ontsnappend aan haar belastende monologen door in het tuintje, dat ondertussen eigenlijk meer een wildernis is geworden, nog eens de handen uit de mouwen te steken.
– Wat ik wel graag doe. Buiten zijn, alleen, in de natuur. Weg van mensen.-
Al is het steeds opnieuw opmerken nu van hoe afgesloten ik van mezelf en de buitenwereld ben, wel een ferme domper.
Oh ja,.. en een schuldgevoel inlossen ook. Telkens weer opnieuw die schuldgevoelens tegenover alles en iedereen inlossen. Schuldgevoelens over het wie, wat, hoe, wanneer, waarom… van een bestaan. Schuldgevoelens die alleen maar lijken ingelost te kunnen worden door dat ‘recht van’ bestaan, dat bestaan zelf, te koppelen aan wat het kan betekenen voor anderen. Aan de functie die het kan zijn voor anderen. Los van enige eigenwaarde, enig recht op zelfwaarde.
Ciara dus, die naast haar eigen entiteit ook een interne storm teweeg bracht.
Waardoor het telefoontje volgde. Een telefoontje om de situatie in te schatten. Controle.
De realiteit echter is dat, al kan je nog met zoveel rekening houden, je nooit echt alles kan voorzien. En van alle factoren waar rekening mee kon worden gehouden was dit er een die niet op het lijstje stond.
Niet mijn grootmoeder maar mijn petekindje nam de telefoon op.
–De onwaarschijnlijkheid daarvan doet afvragen of we ons ‘geluk’ niet eens moeten gaan beproeven met ‘de Lotto’. –
Ik merkte plots een enorme verschuiving op die niet direct onder controle was. De telefoonverbinding was een fractie niet al te denderend en daar werd gretig gebruik van gemaakt om opnieuw te kalibreren.
-Te weten, ik zie mijn petekindje nog amper. Mijn nonkel, haar vader, is enkele jaren geleden overleden en kort na zijn dood is de al stroeve interactie tussen weduwe en zijn familie enkel nog toegenomen. De ‘kampen’ die we zelf aan het voeren zijn vergroten enkel elke afstand.-
Daar kon dus niet meer onderuit worden gekomen.
Had het enkel mijn grootmoeder geweest had er tijdens het telefoongesprek nog van strategie kunnen worden veranderd maar nu niet meer.
De nood, de intense nood van het tienjarige kind aan een vertrouwenspersoon, aan een betrouwbare zorgfiguur is te tastbaar voor ons.
Te reëel en te pijnlijk om daar geen gevolg aan te geven.
Nu, omdat ik ze aan de lijn had. Omdat er nu niet omheen gedanst kon worden.
De schuldgevoelens, de schaamte, … de opstapeling van minachting voor mezelf als er nu niet zou worden gegaan zou anders weer buitenproportionele en uiterst gevaarlijke vormen aannemen.
Vormen waar op dit moment totaal geen verweer meer tegen is. Vormen die altijd in onbepaalde mate aanwezig zijn. Die me figuurlijk en letterlijk het mes op de keel zetten. Waar de energie niet meer voor is om nog tegenin te gaan.
Dát is een van de redenen waarom er getracht wordt overal omheen te dansen. Omdat het niet kan voor de moment. Omdat elke vezel in mijn lijf haar zo graag zou beloven van er te zijn. Maar dat de realiteit is, dat de kans dat die belofte kan worden nagekomen heel klein is. Elke dag nog verkleinend zelfs waardoor, ondanks de oprechtheid waarmee die belofte zou worden gemaakt, ze mij enkel nog meer naar het ‘leven’ zou staan.
Ik ben gegaan dinsdag.
Althans, ik wéét dat ik gegaan ben.
Mijn petekindje was ziek, daarom was ze bij grootmoeder.
Er zijn weer geen herinneringen opgeslagen aan de rit. Toch geen waar ik bij kan.
Noch aan de uren die daar verbleven zijn.
Een dikke, gewapende, flexibele melkglazen muur als bubbel. Enkel weten dat nog over blijft. Om te functioneren. Nog te kunnen functioneren.
Er is niet in de tuin gewerkt.
Er is bij haar gebleven. Heel de tijd. Met monotoon zoemende monologen als achtergrondgeluid.
De belofte om er te zijn voor haar heel de tijd prikkend in mijn lippen; maar onuitgesproken gebleven. Om haar te beschermen. Om haar niet nog eens door het verdriet van verlies te moeten sturen. Het intense verdriet van gebroken beloften, van verpulverde dromen, van gedoofde hoop…
En ergens diep vanbinnen, deed heel de tijd iets verschrikkelijk veel pijn.
διαίρεση © MMXX