11:23u

Veertig jaar.

Veertig jaar lang heb ik gevochten in overlevingsmodus. Steeds verbergend wat de repetitieve trauma’s teweeg hebben gebracht. Verbergen omdat er niet mocht worden over gepraat. Verbergen omdat het laten zien steeds afgestraft is. Wat voor nog meer trauma’s heeft gezorgd. Voor een nog grotere verdeeldheid en de daaruit volgende nog grotere noodzaak om nóg sterker te verbergen.

Ik heb dat lang kunnen volhouden.

Mij steeds aanpassend en fine-tunend om niet op te vallen. Om aanvaard te worden. Al was het maar die façade. Al was het maar die imitatie, om toch ergens, voor mezelf, de illusie van enig bestaansrecht te creëren.

Dat heeft ongelooflijk veel energie gevraagd. Dat merk ik nu. Maar ik heb het wel lang vol kunnen houden. Ondanks het verscheurende lege gevoel. En ik zou het nog doen. Moest ik niet gecrasht zijn. Maar ik ben wel gecrasht. Zwaar gecrasht. Compleet op kon ik niet meer functioneren.

Maar zelfs dan, met reëel gevaar voor eigen bestaan, heeft het nog meer dan drie jaar geduurd voor ik hulp durfde te vragen.

Het moment dat ik dat gedaan heb, al was er door mijn ervaringen uitermate weinig (om niet te zeggen géén) vertrouwen, stond iedereen tot mijn verbazing in hun handen te klappen en aan te moedigen.

Lang echter hebben die aanmoedigingen niet geduurd.

Eén voor één is iedereen beginnen afhaken. Eén voor één is iedereen beginnen bewijzen dat ze holle woorden spreken, holle beloften maken.

Elk wantrouwen dat al leefde bevestigend. Daarmee bewijzend dat wat mij die veertig jaar op verschrikkelijke wijzen verplicht is, wel degelijk de enige manier is waarin ik van buitenaf enig beetje bestaansrecht verkrijg. Bestaansrecht wel te verstaan in tolerantie. Mij tolererend zolang ik mij maar verborgen hou. Mijn echte zelf verborgen houdt. 

Mijn echte zelf is verdeeld.

In stukken geslagen, versplinterd en verscheurd.

Om te kunnen overleven. Te kunnen functioneren. Om te kunnen copen met wat ons bedreigt in dat overleven.

Als het even veilig genoeg werd geacht om iets te laten zien is het weer verpletterd en opnieuw in stukken gehakt. Zelfs al was het maar een deeltje. Een klein deeltje.

De noodzaak dan, om nog te kunnen overleven, om nog te kunnen functioneren, heeft voor een systeem gezorgd dat tussen twee werelden staat. Een wereld buiten en een wereld binnen. Alles buiten houdend dat buiten is en alles binnen houdend dat binnen is. Interactie tussen die twee gescheiden houdend. Interactie tussen die twee verbiedend. Een gevangenis. Een burcht op een eiland omgeven door een onoverbrugbare slotgracht van kwik. Een verdedigingsmechanisme dat alles van buiten buiten probeert te houden en alles van binnen binnen. Spiegelend en aanpassend aan elke interactie van eender welke zijde.

“Ik”, zit gevangen in die burcht.

Ik zit met velen gevangen, uit noodzaak, in één lichaam.

Een lichaam waar niemand connectie mee heeft. Een lichaam waar niemand zich thuis in voelt. 

De reden waarom ik het nu vertel… waarom ik het niet langer verborgen hou… 

Omdat het niet meer uitmaakt. 

Omdat ik de energie niet meer heb om het nog verborgen te houden en evenmin om dat niet meer te doen. Het maakt toch niet meer uit want welke kant ik ook opdraai verscheurt nog meer. Sluit ik alles terug af (of proberen toch) verscheurt het mij intern. Doe ik een poging om het niet te moeten doen bewijst mijn omgeving, “familie” en hulpverlening op de eerste rij, dat ik, mijn échte, verdeelde ik, respectievelijk geen bestaansrecht heb en dat altijd altijd ís. 

Dat plaatst mij in een verschrikkelijke impasse.

Een impasse die óók verscheurend is. Een levensbedreigende impasse waar dag in dag uit tegen gevochten wordt, meer dan iemand zich ook maar kan voorstellen. Een versmachtende impasse waar eenzaam en alleen tegen gevochten wordt.

Het is drijfzand, waar uit alle macht uitgeklauterd tracht te worden. Drijfzand waar niet enkel die zuigende kracht van moet worden overwonnen maar waar de omgeving je ook telkens weer induwt.

En ik ben moe. Doodop eigenlijk. Zonder enig idee hoeveel energie ik nog heb. En zelfs dat boeit mij niet meer.

Ik merk dat ik maar constant vanuit die isolatie sociale media afschuim. Twitter, Instagram, Facebook… het forum… het blog… mailtjes…

Ik weet ook waarom.

Het is belachelijk, ik weet het. Ronduit lachwekkend eigenlijk hoe zielig afhankelijk mijn voortbestaan daar van afhangt.

Het is een belachelijk kinderlijk verlangen naar bescherming, geborgenheid….  (dat heel even mogen voelen is door λ…., maar dat ze zelf weer heeft weggenomen => altijd is altijd) …

Een verlangen naar veiligheid… dat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn geweest.

Het kinderlijke verlangen naar de warmte van liefde.

In onze betekenis! Niet in de holle betekenis die ons toegeworpen wordt.

Maar liefde is een kinderlijk verlangen dat niet is, niet geweest is en nooit zal zijn.

Liefde is het infantiele hopen…  

Hopen op een reactie.. een woord van begrip.. of erkenning…

Waardering… bestaansrecht…

De illusie van bestaansrecht in een wereld waarin “ik” geen bestaansrecht heeft. 

Het is het tegelijk hopen op die illusie en het beseffen dat het holle woorden zijn. Dat het eigenlijk niets waard is. Een druppel op een hete plaat die opgestookt blijft door de omgeving.

Het is de verdrietige, zielige infantiele hoop van iets dat niet mag zijn.

Hoop is een heel raar beestje weet je…

waarvan maar weinigen beseffen hoe levensbedreigend donker het ook kan zijn…

en dat beseffen maakt dan,… dat het niet meer uitmaakt. 

Dat het enige dat ik eigenlijk nog wil…

Het enige waar nog wordt naar verlangt…

rust is.

1v8 © MMXX

Je kan misschien ook genieten van:

4 reacties

  1. That is very attention-grabbing, You are an excessively
    professional blogger. I have joined your rss feed and look ahead to looking for more of your fantastic post.
    Additionally, I’ve shared your web site in my
    social networks

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *