Maandag, 16 maart MMXX
Een convulsieve glimlach krult zich om mijn lippen bij het lezen van je woorden.
Trekt mijn mondhoeken in die spastische reflex omhoog om alle pijn erachter te verbergen.
Het is een reflex die al zeer oud is.
Zeer sterk geconditioneerd en geautomatiseerd is.
Als reactie op gekende causaliteiten.
Een reflex die lange tijd wiedes onbewust is gebleven.
Wiedes (begrijpelijk; duidelijk waarom) onbewust, ómdat de causaliteiten gekend zijn.
En die reflex daardoor, ondanks het pijnlijk opmerken ervan, steeds als nodig werd geacht om verdere schade te voorkomen.
Net zoals de reflex, van het spiertje in de iris van je oog, om je pupil te vernauwen bij plots te fel licht.
Een reflex om schade te voorkomen aan de staafjes die zich achter dat venster op de wereld bevinden.
Maar dusdoende ook voor de vernauwing van je blik zorgt.
Deze reflex is iets waar wij ons als mens normaal gezien dan ook minder bewust van zijn.
Minder dan bijvoorbeeld het wegtrekken van onze hand bij het aanraken van een hete pan om verbranding van de huid te voorkomen.
Het convulsieve krullen van mijn lippen tot een glimlach, in reflex, is altijd wel opgemerkt geweest maar eerder ervaren als noodzakelijke bescherming.
Zoals die reflex van het oog.
Maar nu echter, wordt net die spastische reflex ervaren als schadelijk.
Alsof er net in die reflex de hand óp die hete pan wordt geduwd ipv ze ervan weg te trekken.
Ook al wil verbranding net worden voorkomen.
Het is pijnlijk om me er nu ook elke keer meer bewust van te zijn van wat het eigenlijk werkelijk is.
Van wat het eigenlijk altijd al geweest is en van de wetenschap dat het niet anders kan,… ter bescherming.
En dat die bescherming, die verstoppende glimlach, jammer genoeg, even zeer nodig is als vroeger, misschien zelfs nog meer nu, stemt droef.
Dat door het achterwegen blijven van professionele ondersteuning, en door allerhande situaties, er een steeds groter wordende impasse en toenemend isolement groeit, die nood aan die schadelijke reflex daardoor óók weer toeneemt, werkt nog meer verscheurend.
Ik ben doodop, verward en de chaos in mijn hoofd is pure oorlog.
Ik merkte dus die reflex zich om mijn lippen wurgen bij het lezen van je woorden.
Ik lees, en herlees je mail in een poging om de aanleiding van die reflex te vinden.
In een poging om ergens die reflex niet te triggeren, maar het lukt niet.
En met een brede glimlach op mijn lippen voel ik sterk de neiging om te zeggen dat alles ok is.
Maar ik kan alleen maar denken dat ik die reflex bij het lezen van de woorden liever niet had opgemerkt.
Want in die glimlach zit er veel meer verscholen dan enkel verbergen.
Achter die glimlach zit zoveel meer pijn verborgen dan gewoon wat identiteiten…
Vanuit die glimlach wil ik graag zorgen.
Alleen lukt dat zorgen maar niet voor mezelf.
Integendeel.
Vanuit die heel moeilijke, kwetsbare, getraumatiseerde, levensbedreigende, isolerende, wanhopige, eenzame, … impasse probeer ik nog steeds mijn hand uit te steken naar hulpverleners en naasten.
Probeer ik contact te maken, en tegen wat heel mijn systeem wil in, connectie te maken.
Het kost mij onnoemelijk veel energie om tegen al die trauma’s in, tegen alle beschermingen in, die pogingen nog te ondernemen om, al is het maar miniem, een stukje van mezelf te tonen…
En de reacties… de interpretaties die gemaakt worden en de daaruit volgende acties, zijn jammer genoeg wat ze altijd geweest zijn: Pijnlijk!
Zelfs al probeer ik dan objectief te blijven, zie ik ook jullie angsten, het doet verschrikkelijk pijn.
En die pijn triggert steeds opnieuw de noodzaak om alles af te sluiten.
Om alles te verbergen achter een glimlach, in reflex, ter bescherming.
Honderden voorbeelden zijn aan te halen van de laatste paar maanden alleen al waarom die reflex weer sterker noodzakelijk is… maar ik denk dat het aanhalen op zich ondertussen ook al totaal nutteloos is geworden.
Verder lijkt iedereen ook te denken, ondanks wat ik allemaal deel, dat ik hier, gevangen in dat verpletterende isolement, blind en doofstom ben.
Maar misschien laat de ‘waarom het nodig is’ zich wel het duidelijkst “voelen”… in die herhalende vraag om hulp, …wat mij trouwens telkens opnieuw al zoveel energie kost om die vraag überhaupt te kunnen stellen, en het totale achterwegen blijven ervan.
Deels uit zelfbehoud dan, maar vooral uit bescherming, liefde en zorg, kruip ik dan zelf liever terug dieper in dat verscheurende eenzame isolement.
Hoewel…
Het is daar óók levensbedreigend..
Maar er is geen keuze.
Want, al kan er gezegd worden dat het mijn interpretatie is, ik krijg niet de indruk dat “verdeelde ik” er mag zijn, integendeel!
Ik krijg de indruk dat “ik”, de echte ik, nog steeds te veel is.
Net zoals vroeger, … en net zoals in het PC – S.H.
Het gevoel dat ik verleden jaar rond deze tijd had is weg.
Volledig weg!
Uit pijnlijke noodzaak!
De manier hoe er daar met mij is omgegaan op het laatste (en ik bedoel vooral het ziekenhuis, het psychiatrisch ziekenhuis wel te verstaan, die zouden moeten zórgen voor je psyche, het niet nog meer schaden!) is behalve onbegrijpelijk vooral nefast.
En herinner je het adaptieve en zelfregulerende… uit noodzaak…
Dit is, een vertrouwensbreuk, in vertrouwen, waarvan ik niet denk dat ze nog te lijmen valt.
Een vertrouwensbreuk in hulp.
Hulp toelaten.
Weeral.
En daarom: Waar “ik” ook niet zeker van ben of ik het überhaupt nog wel terug wil proberen, om het terug te proberen lijmen.
Ik probeer nu de versplinterde stukken voorlopig nog bijeen te rapen, daarom dat ik hier nog ben, maar het lijkt er meer en meer op dat ik alle splinters niet meer zal vinden… en ik weet niet of ik nog lang verder wil zoeken.
Ik ben uitgeput.
Té uitgeput.
Uitgeput van het zoeken, uitgeput van het proberen…
Ik kán niet anders dan alle muren terug optrekken…
En het blog…, het blog is niet meer dan een veilig venster dan, vooral voor anderen, die anderen …om toch nog vanop veilige afstand, een inkijk te bieden.
Ik ben niet kwaad, maar ik ben wel teleurgesteld.
Teleurgesteld dat ik geloof en hoop blijf hechten in holle woorden.
Dus ja, ik sluit mij af en trek weer een muur op zolang het moet.
Al besef ik dat ook dat gevaar inhoudt.
Al besef ik, dat ik daarmee ook weer alle pijn alleen moet trotseren.
Pijn, die mij achter die muren weer volledig gaat verteren.
Die mij in die koude, donkere labyrint-bunker van mijn geest gevangen houdt en mij afsnijdt van mezelf.
En dan merk ik plots hoe lang het geleden is dat ik nog iets geschreven heb.
Hoe ver weg en afgesloten van mezelf ik ben.
Hoezeer alles weer achter een glimlach wordt verborgen.
Die glimlach die voor mij hetzelfde effect heeft als een strop rond mijn nek.
Mij keer op keer, op keer op keer, de keel dichtknijpt en alles in mij de adem ontneemt.
Waardoor ik ook niets bereik met de psychologe waar ik nu, één uurtje per week, naartoe ga…
Dat is niet haar fout, maar de mijne… en de omkadering… of het gebrek eraan…
Ik héb géén vertrouwen en na dat uurtje weet ik dat ik terug naar huis moet kunnen rijden.
Ze vroeg de laatste keren wel wat we konden doen, wat zij kon doen om te helpen, om het veilig te proberen maken maar ik heb haar moeten antwoorden dat niets of niemand het op dit moment nog veilig kan maken voor mezelf.
Ik vroeg haar of ze had gezien dat ik een paar keer verschoven was in de laatste sessie?
Ze heeft er niet op geantwoord, ze omzeilt directe antwoorden nogal graag.
Mijn vragen lijken haar meestal nogal van slag te brengen.
Maar ik denk dat ik het antwoord wel ken: Neen!.
Want daar ben ik nogal sterk in, zoals je wel weet.
Verstoppen.
Mij, ons verstoppen.
Glimlachen!
Maar het verschuiven gebeurd dus nog wel, achter die glimlach.
Omdat ik de “deur” niet volledig dicht krijg.
Niet volledig meer dichtkrijg, ..door jou. (of dankzij jou, daar zijn we nog niet uit)
Daardoor triggert (of kan triggeren) elke geur, elk geluid, elk beeld, elke aanraking… noem maar op… mij voor de moment zwaar (en gevaarlijk).
Maakt niet uit wat en geen idee waarom, voor wie of wat, welk teweeg brengt.
Stapte toen in de wagen en als ik de straat uit was begon er een liedje.. en poef… en geen idee waarom. Link met het gesprek? Of iets anders?
Als jij het weet ik waarschijnlijk ook.
Niet dus.
En ook ik kan mezelf voor de moment niet volledig beschermen.
Omdat ik die “deur” niet toekrijg.
Niet volledig.
Wat mij dag in dag uit, van minuut tot minuut, in een levensbedreigende situatie zet.
En da’s geen gezever.
Snap je waarom ik die “deur” moet dichthouden?
Als ik het niet doe… als ik het niet uit alle macht probeer om die terug te sluiten haal ik het volgende gesprek niet.
En niet omdat ik ga wandelen zene.
Maar het dóén op zich, het toch proberen van die “deur” terug te sluiten, uit noodzaak, zet mij in hetzelfde parket.
Wie kan er mij beschermen dan?
Wie kan mij beschermen van mezelf?
Niemand.
En ik heb GÉÉN vertrouwen.
En voor de rest zit ik alle dagen, dag in dag uit, van minuut tot minuut alleen in impasse en isolement, en gevangen in mijn hoofd.
En nee, ondanks wat er beweert wordt, niet ‘”gewoon” mijn eigen keuze.
Elke poging die ik onderneem eruit te geraken, al was het maar om even adem te happen, botst steevast op muren.
Muren van mezelf en nog meer muren daarbuiten.
Ook niet in het minst van mijn “familie en naasten”.
En ik zie, en merk ook, hoe anders iedereen op mij reageert nu.
Nu dat ik een glimp van mezelf heb laten zien.
Nu dat ik laten zien heb hoe fragiel en kwetsbaar ik vanbinnen ben.
Hoe verdeeld.
Al is het maar het topje van de ijsberg.
Kun je je dan de noodzaak voorstellen om dat terug te beschermen?
Om naar alles en iedereen terug die muur op te trekken, ongeacht goede bedoelingen of niet.
Want ik kan niet vertrouwen op goede bedoelingen.
Met goede bedoelingen wordt ook die weg naar de hel geplaveid.
Begrijp je dat? Kun je je dat voorstellen?…
Ik kan mij dat wel voorstellen, want dit is niet de eerste keer.
Dus ik ben echt op en heb die muren meer dan nodig nu.
Hoe hard ik ze ook verafschuw, omdat ze mij zo intens verdrietig maken ook.
Ik ben mij bewust van de interpretaties die we zelf maken… van de rugzak(ken) die we dragen…
Maar ondanks alle verschillende perspectieven die kunnen worden gezien… ondanks al wat ik ook zeg, blijven interpretaties gemaakt worden…en wat mij daarin zoveel schade berokkent zijn niet zo zeer de interpretaties die anderen maken over hun eigen gedachten…
Maar de interpretaties die ze maken over mijn denken, mijn gedachten…
Ik wéét, dat mensen niet altijd bedoelen wat ze zeggen!
Én, dat ze wat ze wel bedoelen niet altijd wordt gezegd.
Ik kén de beperkingen van taal.
Ik merk ze dag in dag uit op.
Ik onderga ze dag in dag uit.
Daarom vraag ik ook, en herhaal ik het steeds, om me iets te vragen voor er conclusies worden getrokken.
En moesten die conclusies, die interpretaties bij de eigen gedachten blijven, zouden die vragen ook kunnen worden gesteld.
Want dan was er nog ruimte om naar een antwoord te proberen luisteren.
Zoals PC S.H. ook.. en jij!
Maar dat is niet zo.
Mensen maken, als het mij betreft, niet enkel interpretaties over hun eigen denken.
Als het mij betreft gaat het verder dan “theory of mind”.
Dan denken ze zonder enige vraag te stellen zelfs béter te weten dan ikzelf wat ik bedoel met wat ik zeg, doe… of zelfs denk!
Waardoor er geen enkele ruimte nog over blijft om hun verkeerde denken te weerleggen.
Én, ze nemen alles dan ook heel persoonlijk op.
Ondanks dat ik vraag om dat niet te doen.
Ondanks dat ik uitleg dat als ze dat doen het mij schaadt en de noodzaak om mij achter muren te trekken groter wordt.
Ik zwijg dan, en glimlach want ik ben dus duidelijk niet goed in rechtstreekse, directe communicatie, ik weet het.
Onder andere angst om mensen te kwetsen, ze verder weg te duwen dan wat al automatisch gebeurd, maar vooral ook een gigantisch minderwaardigheidsgevoel spelen daarin een grote rol.
Ik kan mijzelf nog steeds niet op gelijke hoogte plaatsen.
En sinds ik hulp heb gevraagd … ondanks wat beweerd wordt… stijgt het paria-gehalte…
Maar ik ben ook te moe.
Ik kan ook niet anders.
Ik lig (nog steeds) verpulverd, versplinterd, naakt en kwetsbaar in een koude modderige plas en roepen om hulp gaat niet.
Dan trek je die roofdieren aan. Mensen..
Ik ben blijkbaar een abominabel schepsel en al willen mensen helpen, bij een aanblik op mij denken ze dat, net zoals bij een konijn met myxomatose, het beter is van mij de kop in te slagen.
Ik moet muren optrekken!
Voor alles en iedereen.
Wat niet wil zeggen dat ik jou niet hoor!
Ik móét muren optrekken.
Voor alles en iedereen.
Ter bescherming van mezelf én ter bescherming van anderen.
Ook al doet het ontzettend veel pijn.
De eeuwigheid, die nu als een foltering tussen het huidige en laatste moment staat waarin “ik” nog kon zijn, maakt me pijnlijk bewust van die martelende innerlijke tweestrijd.
Van de noodzaak om alles en iedereen weer op- en buiten te sluiten en van de gigantische, verscheurende, lege nutteloosheid die daarmee gepaard gaat.
Die martelende eeuwigheid omvat ook de voorbije tien dagen.
De voorbije tien dagen van het afgelopen jaar.
Een jaar waarin elk uur, elke minuut, elke seconde verpletterend opgemerkt is, tegen alle wanhopige betrachtingen in, dat het versmachtende en pijnlijk verscheurende afsluiten van mezelf een noodzaak is en blijft.
Waarin in die eeuwigheid van de voorbije tien dagen nog eens zoveel sterker is opgemerkt hoe verder afgesloten we geraken.
Ik merk het nog.
En tranen zouden over wangen bollen, uit het diepste van mezelf stromen, als het nog kon.
Maar het kan niet meer.
Het mag niet meer.
Dus mijn wangen blijven terug kurkdroog.
Doods.
Smachtend naar die regen, als opengescheurde en gekloofde aarde onder een zinderende hitte… om nieuw leven voort te kunnen brengen.
Regen die maar uit blijft.
Regen die moet uitblijven.
De wereld heeft weer maar eens laten voelen dat “ik” er niet mag zijn.
En al weet ik rationeel dat het niet meer dan een verdedigingsmechanisme van mijn brein is, de ijskoude priemen die daardoor traag en meedogenloos elk hart in mij doorboren, laten mij ontelbare keren in torment sterven.
De isolatie waar eenieder nu door het coronavirus in verkeerd is slechts een minuscule fractie van de isolatie waar ik al heel mijn bestaan in verkeer.
En als morgen de quarantaine opgeschort wordt voor de wereld, stel ik mij de vraag of er in de warme euforie van de feestelijke omhelzingen die zullen volgen, er ook maar iemand nog even stil zal staan bij het isolement waar sommigen altijd in zitten en níét uit kunnen.
Of er nog één iemand, niet enkel aan de overledenen van het virus zal denken maar ook aan diegene die nog altijd vechten om te overleven.
Die dag in dag uit strijd leveren om te overleven.
Strijd leveren om een menswaardig bestaan te mogen ervaren.
Of er ook maar één enkele gedachte van menselijkheid en warmte nog zou aan denken om ook die isolementen te willen doorbreken.
Een theelichtje brengend …. In die onmetelijke duisternis.
1v8; n!; D-ic; Hg80; διαίρεση … © MMXX