Zondag, 6 september 2020 negen uur en drie:

Ben ik nog op PAD?“, vraag ik me af.

Ben ik nog in beweging -emovere- of is alles weer tot stilstand gekomen?

Twijfel.

Grote twijfel.

Ik merk de chaos nog, maar alle stemmen verstommen weer.

Ik merk de pijn, het verdriet, de machteloosheid en de wanhoop, …

Maar het laat mij koud.

Leegte.

En minachting.

Schaamte, woede en walging naar mezelf,

paniek, … ik hoor de paniek … ,

en verdriet.

Heel veel verdriet.

Dus toch niet helemaal.

Het laat me niet helemaal koud.

Maar dat heeft het nooit gedaan.

Integendeel.

Wat het des te triester maakt.

Des te triester dat die immense noodzaak om alles af te sluiten terug zo groot is.

Zo allesoverheersend is.

Zo allesomvattend.

Ik hoor het gehuil nog.

Het gejammer.

Het gesmeek voor bestaansrecht, terwijl ik ze verpletter.

Terwijl ik ze opsluit.

Ze in kille, donkere kerkers smijt.

En ik weet, dat als ik wegstap, ze vanachter de vergrendelde deuren mijn gezicht niet in leed kunnen zien samentrekken.

Maar toch hou ik mijn blik angstvallig op de grond voor me gericht.

Kijk ik niet meer om.

Misschien omdat ik bang ben dat ik anders hún zou zien.

En ik móét ze achterlaten.

Moet ze negeren.

Want ze mogen niet bestaan.

Niet in deze wereld.

Hoog boven in mijn torenkamer hoop ik ze te vergeten.

Ze niet meer te horen.

Maar het gaat niet.

Want hun gesmeek leeft in de vesting.

Hun gejammer verkilt de muren.

Het gehuil trilt ijzig door de lucht die ik inadem.

En het vuur in de open haard geeft geen warmte.

Maar hier zien ze niet, de traan die mijn ooghoek verlaat.

Hier, worden ze ook niet gezien.

Ik merk dat alles weer van de muren af is.

De ruimte is grijs en leeg.

Ik zit in een oude stoel.

Een dikke, bonte winterjas aan.

Halflang verwilderd haar en een dikke baard.

In mijn in winterbotten geklede voeten zijn mijn tenen tot op het bot verkleumd.

Mijn vingers, die over de armsteunen gekromd liggen, ook.

Roerloos, zonder met de ogen te knipperen, staar ik onafgebroken naar het vuur.

De pijn van de verkleumde teen- en vingerkootjes negerend.

Ik zie de vlammen dansen.

Maar toch ook niet.

Rustige, regelmatige wolkjes ontsnappen via mijn neusgaten bij elke uitademing.

De verkilde lucht tegemoet.

Ik merk, dat alle creativiteit weer gestopt is.

Elke tekening, elke foto, elk gedicht, … gestopt is.

Wordt gestopt.

Verstopt.

Stop.

Ik heb geen andere keuze.

Want zij, mogen niet bestaan.

Zouden niet mogen bestaan.

En ik moet ze vergeten.

Proberen te vergeten.

Negeren.

Voor hun eigen bestwil.

Moet ik elke beweging stoppen.

Emovere…

Ik moet de beweging stoppen.

Zou elke beweging moeten stoppen.

Maar ik kan het niet.

Kan het niet meer.

Wil het eigenlijk ook niet meer.

Het doet te veel pijn.

Als ze in beweging zijn, is er te veel pijn.

Worden ze ook te veel pijn gedaan.

En ze zouden al niet mogen bestaan.

Ik zit in een grijze, lege kamer en staar onafgebroken in het haardvuur.

Ver weg van de vergrendelde deuren.

Waar niemand het gesmeek hoort.

Het gehuil, het gejammer, … de paniek.

Ik zit in een donkere, kille kamer en staar in het vuur.

Vuur dat geen warmte geeft.

Hier, hoort en ziet niemand iets.

Hier, ben ik heer en meester.

Hier, glimlach ik naar de wereld terwijl ik het gejammer in de muren negeer.

Ver weg van de vergrendelde deuren.

Ver weg van mezelf.

Vraag ik me af, of ik nog steeds op PAD ben.

In beweging.

Emovere.

1v8 © MMXX

Je kan misschien ook genieten van:

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *