02:55
Het is negentien na twee in de nacht van zeven naar acht augustus wanneer ik met een hevige, haast gewelddadige schok wakker schiet.
Ik heb niet het gevoel van geslapen te hebben, al ben ik overduidelijk diep weg geweest.
Deze keer liggen niet de flarden van een droom me nog in het geheugen, maar de wrange nasmaak van een uit de hand gelopen bitter verhitte discussie.
Als een gevecht op leven en dood, zonder winnaars.
Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik weet waarover het ging, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het weer ging over λ…., en overkoepelend over Sint Hieronymus, de hulpverlening, en de hopeloze zinloosheid waarin we daardoor nog vaster zijn komen te zitten.
Ik denk, dat ons dat zóveel pijn heeft gedaan, dat ons dat zóveel verdriet doet, dat ‘alles daarvoor‘ er in ongeloof bij verbleekt.
Dat alle geweldplegingen, alle uitsluitingen, alle vernederingen en al het misbruik, fysiek en mentaal, van die voorafgaande veertig jaar, krampachtig verbleken bij het summum van pijn die dáár ervaren is.
Als een superlatief, een toppunt, een machtsverheffing..
Een overstijgende cumulatie die, als een versplinterende schokgolf, als een alles tot stof verpulverende explosie, als een alles splijtende, verwoestend imploderende supernova.. doorheen elke cel, elke vezel van elk universum van ‘mijn’ zijn ‘voelbaar’ is.
Het klinkt nogal dramatisch, ik weet het.
Het ís, dan ook dramatisch!
Het ís écht een drama.
Want dat het zo overstijgend veel pijn doet, is omdat we het niet meer gerijmd krijgen.
Alles daarvoor, die 40 jaar daarvoor, hoe pijnlijk ook, hoe afgrijselijk ook, konden we altijd nog ergens gekaderd krijgen.
In onbedoeldheid, of lompigheid.
In onwetendheid of onverschilligheid.
Maar dit niet.
Dit, krijgen we maar niet gerijmd.
Dit waren mensen, zijn mensen, die wisten en weten waar ze mee bezig waren.
Die hulp verlenen, hulp zouden moeten verlenen, hulpverleners..
Dit zijn mensen, die we op een ons meest kwetsbaar moment, in een totaal hulpeloze afhankelijkheid, in levensbedreigende wanhoop, ons volle vertrouwen geschonken hebben.
Zonder ook maar ‘een deel’ achter te houden.
Dit zijn mensen die we, voor het eerst in ons bestaan, écht geloofd hebben.
Die we vertrouwd hebben, vertrouwen geboden, vertrouwen gegeven, 100% …
En geloofden in de herhaaldelijke beloftes die ze maakten. (Dat ze ons niet meer alleen gingen laten, dat ze ons gingen beschermen, niemand ons nog pijn gingen laten doen..)
Het snijdt me door merg en been, in het diepste der diepten.. en ik krijg het maar niet gerijmd.
Ik krijg het aan mezelf, aan onszelf, NIET uitgelegd.. en ik neem het mezelf kwalijk.
Het blijft me in een verwoestende, ‘excruciating‘ pijn storten van tormenterende chaos en overstijgende paniek.
Van constante overspoelingen waar geen adem tussen te pakken valt en waarvan mijn longen tot barstens toe op knappen staan.
Het trekt me weg.. ver, ver weg.. van mezelf.. een zelf.. iets…
In die allesomvattende leegte van dissociatie..
Die doodse leegte.. die ik nooit meer wou ervaren.
Maar die nu, meer dan ooit, onherroepelijk noodzakelijk lijkt..
Verschrikkelijk pijnlijk noodzakelijk is..
En ik val.
Ik tuimel en ik val.
Een ogenschijnlijk bodemloze diepte in.
Een vergetelheid.., waar zin en hoop al lang voorbij gevlogen zijn.
Waar licht, zelf niet van een theelichtje, of van een rug tegen een bunker, totaal niet meer in doordringt.
En diepe apathie.. de tijdseenheid wordt.
Als onverschilligheid voor een ‘zelf‘.
Het kost me moeite om het blog nog ‘levend‘ te houden.
Vraagt het uiterste van het uiterste, …om morgen nog te willen.
En de vermoeidheid..
Die wil me afscheid doen nemen..
Van een maatschappij die enkel bekommerd is om haar kassa..
en een wereld, ..waarin de meest menselijke eigenschap.. onmenselijkheid is.
didisdna©MMXXI