Zowel m’n laatste gedachten gisteren als m’n eerste van vandaag waren bij onze Wouter.
De pijn is groot, het verdriet nog veel groter.
Ergens.
Beide ook veel groter dan ‘k voor mezelf durf toelaten.
‘k Mag mezelf -onszelf- niet kwellen met : “Had ‘k maar..”; of “waarom heb ‘k niet..”
Maar ‘had ‘k maar’ en ‘waarom heb ‘k niet’..
M’n eigen worstelingen eisten en eisen al m’n energie op;
M’n eigen coping-mechanismen, al camoufle(e)r(d)en ze ons om bij ‘de groep’ aan te kunnen sluiten, staan alle verbinding in de weg;
M’n angsten -m’n angst vóór ‘de groep’ en m’n angst om door ‘de groep’ afgestraft te worden en/of om uit ‘de groep’ gestoten te worden.. dóór ‘de groep’..
“Had ‘k maar..” en “Waarom heb ‘k niet..”
… en nu is het te laat.
‘k Merk nu plots op, want er is véél meer dat ‘k denk dan dat wat ‘k effectief opschrijf, dat ‘k zelfs in wat ‘k opschrijf, echt in wat ‘k opschrijf, nog steeds continu bezig ben met dat ‘proberen aansluiten bij de groep’.
‘k Probeer mensen te doen luisteren; ‘k probeer mensen wakker te schudden ook.. maar in overgrote mate doe ‘k dat nog steeds vanuit een intern dwingende en versmachtende druk..
Om “me” aan te passen.. om aansluiting te proberen vinden..
‘k Luister daar meestal niet naar.
‘k Bedoel dat ‘k zo gewoon gemaakt ben en gewoon ben om niet naar “mezelf” te luisteren, niet naar m’n lichaam te luisteren maar dus enkel die geïnternaliseerde, dwingende en versmachtende druk de overhand te laten nemen dat ‘k nu echt het gevoel heb dat m’n keel weer dichtgeknepen wordt.. en de spieren van m’n dijen staan echt klaar, volgepompt om te vechten.. of te vluchten.. te overleven..
Mottig van mezelf dat die ‘in functie van..” er zo diep ingemept is…
Er zit een tekst in ons hoofd die we “De kunst van Gaslighting” getiteld hebben..
Die we niet uitschrijven –al zouden we het verdomme wel moeten doen!– omwille van wat ‘k nu opmerk van/in dat lichaam.
Die hartpomp die racet, die spieren die tintelen, een keel.. die dichtgeknepen.. geen woorden meer kan uiten..
Als ‘k in 1993, op 15-16jarige (kalender)leeftijd dus, alleen thuis ben, ben ‘k de enige die de hoorn van het rinkelende telefoontoestel kan opnemen.
Angst, boosheid, verdriet, blijdschap..
Een kakofonie aan emoties die ‘k al in eeuwen niet meer zo intens gevoeld heb schieten door m’n lijf bij het horen van de stem aan de andere kant.
‘Vader’!.
Hij belt voor papieren die hier nog liggen.
Papieren die hij nodig heeft zegt hij.
Uit het kluwen van emoties neemt een soort angstige boosheid de bovenhand.. of is het verdriet?
Verdrietige boosheid..
En angst..
‘k Weet het niet.
‘k Wil hem niet spreken.
‘k Wil hem niet horen.
Niet, omdat hij ons in de steek gelaten heeft.. maar omdat hij gelógen heeft.
Híj, de man van principes.. die ons die principes zo hardhandig heeft bijgebracht.
Híj, de onfeilbare, toornige god van principes.. heeft tegen ons gelogen..
“Bel terug als moeder thuis is.. Neen, ge moet er nu niet omkomen. Ge zijt hier niet meer welkom”, hoor ‘k mezelf zeggen.
Hij probeert nog wel, die toornige god, maar zíjn wil zal niet meer geschieden.. zeggen ze.. en ‘k smijt de hoorn neer.
Waar ‘k mee bezig was of wat ‘k aan het doen was weet ‘k niet meer maar als er aangebeld wordt en ‘k de deur open, staat vader daar.
Dwingend.. toornig.. god-de-vader..
Hoeveel tijd er verstreken is tussen dat telefoonmoment en het openen van de voordeur lijkt niet ‘opgeslagen’ te zijn maar met een angstig, trillend lijfje houd ‘k vast aan zíjn principes en blijf onwrikbaar in de deuropening staan om de weg te blokkeren.
Dreigementen, manipulaties..
Als hij merkt dat noch zijnen dure parlé noch zijn voormalige, ontzagwekkende verafgoding enig effect hebben, schakelt hij over op plat Willebroeks.. en valt hij helemaal uit zijn rol en van zijn troon.
“oei, wat is dat nu met je taaltje?”, grap ‘k angstig doch gesterkt.
Benzine ontvlamt zo snel niet als je er een lucifer op smijt en uranium 235 implodeert zo krachtig niet..
De toornige god had al een ijzeren omklemming rond m’n keel geschroefd en me zonder nog veel grond te laten raken vier meter verder tegen de muur gespijkerd nog voor ‘k om mijn eigen grapje kon lachen.
‘k Wou me direct verdedigen.
De impuls om te vechten, de reflex om me te verdedigen en te overleven was direct aanwezig..
Maar de angst..
De jarenlange, zorgvuldig geïnstalleerde angst hield die reflex tegen.
Het was tenslotte ook vader, niet?
Het is.. ..tenslotte.. ..toch.. ….vader?!?… …niet?!?…
Zwarte vlekken, die dansten voor mijn ogen, werden één grote, zwarte, diepe duisternis.. als zijn greep zich steeds verder aanschroefde.. en het laatst beetje zuurstof uit m’n hersenen kneep..
– Tijd.. en ruimte.. zijn weer weg.. en “ik” bevind(t) zich weer ergens.. afgesloten.. ergens op een rustige, zonovergoten alpenweide.. of zoiets.. op m’n buik in het gras.. prachtige wilde bloemen overal.. en het bezige, rustgevende gezoem van bijtjes en hommels om ons heen.. ..waar een prachtige vlinder op mijn aangeboden uitgestoken vinger even dankbaar geniet ..van de rustpauze die ‘k hem bied.. –
“Mijn” tot vuist gebalde hand komt vliegensvlug en vlammend trefzeker neer ..en als m’n knokkels weer hard aangezicht raken bevind ‘k mezelf tien meter verder.. buiten.
Bovenop vader..
Bovenop de ‘capôt’ van de witte Peugeot waar hij mee gekomen is.. die nog stationair staat te draaien.. en waarin op de passagierszetel de angstig verschrikte blik van ‘zijn leugen’ me met wijd opengesperde ogen aanstaart…
We woonden in een klein dorpje.
Zo eentje waarin iedereen, iedereen ‘kent’.. en meningen al gevormd zijn nog voor de geboorte..
‘Onze’ voordeur lag recht tegenover de ‘glazen vitrine’ van het dorpscafé.
Het parochiehuis, dat al snel leeggelopen was ‘om ons uiteen te halen’.
Knijp ‘k m’n eigen keel dicht?
Knijp ‘k nu m’n eigen keel dicht?
Bang, nog steeds, om uit ‘de groep’ gesmeten te worden.
Bang, nog steeds, van mezelf..
Om mezelf te zijn..
Om onszelf te zijn…
Om onszelf te mogen en kunnen zijn..
Bang ook, nog steeds, van ..ons!
ᗪ𝒾∂เรᗪ𝔫ค©️MMXXII