Er zit weer een hiaat in m’n tijdlijn.
Een anomalie.
Een “ik”.
20:00u
Rond 11u, na het drogen van die tent, ben ‘k vertrokken van die slaapplek.
Eerst richting Pourrière en dan naar Trets.
In Trets ben ‘k het ‘office de tourisme’ binnen gesprongen om te vragen naar goedkope overnachting.
Die was er niet echt.
Behalve een refuge op 1:30u wandelen van het dorp.
“Maar die is heel basic”, zei de dame, “niks meer dan een betonnen ruimte met een paar stoelen en een tafeltje. Een open haard, dat wel, maar een open raam. En het gaat vannacht weer stevig vriezen, meneer.”
“Goed genoeg”, werd er geantwoord, “Goed genoeg voor ons.”
“De GR9 -Du Jura à la Méditerrannée- nemen”, zei ze, “Stijl omhoog naar de Ermitage Saint-Jean du Puy.”
“Naast de kapel daar is een basic lokaaltje dat open is en dient als refuge. Maar nogmaals: dat is gewoon een betonnen vloer hé. Het zal daar koud zijn vannacht hoor! Er is wel ook een kraantje op het domein, maar dat is geen drinkbaar water. Bent u echt zeker want er is daar niets hé meneer.”
“Allemaal geen probleem, mevrouw”, zei ‘k en bedankte haar voor ‘k weer op weg ging.
De refuge was zo basic als ze zei.
Een kleine tafel, vier tuinstoeltjes en een open haard.
De wind woei door het open van tralies voorziene raam.
De droge vrieslucht prikkelde m’n wangen terwijl ‘k door de tralies in de lege uitzichtloosheid van mezelf staarde.
Het kraantje met ‘Eau non Potable’ vond ‘k een beetje verder, buiten, in een afgeschermde nis.
Het ‘eau’ zou wel snel genoeg ‘potable’ zijn na een vijftal minuten koken.
Hier zit ‘k dus nu.
Even wat te schrijven.
Een theetje te drinken.
Het water en mezelf opgewarmd door de open haard.
Het is plots weer opmerkelijk stil in m’n hoofd.
Alsof ‘k weer afgesloten word van ‘alle’ communicatie.
‘k Wacht op de morgen om verder te reizen naar Marseille.
Nog vier dagen wandelen, denk ‘k.
Nog 41 kilometer..
En dan!?
Weet je wat me heel zwaar opgevallen is tijdens heel deze ’trip’?
Altijd, overal en constant, zijn we bezig met wat mensen van ons denken of zouden kunnen denken.
Op het absurde af.
Zelfs als er totaal niemand in de buurt is, is dat iets waar wij constant mee bezig zijn.
En dat gebeurt in heden, verleden en toekomst.
Die gedachten hé, die zelfbeoordelende gedachten, gebeuren tegelijkertijd in toen, nu en later.
Over alles, continu.
Pfff.. dat is zó zwaar!
Vergt zoveel energie.
Maar toch, alsof het van levensbelang is of zoiets, een levensnoodzakelijkheid belangrijker dan eten, drinken en wat weet ‘k nog allemaal, belangrijker zelfs dan m’n eigen welzijn, zijn wij daar onophoudelijk mee bezig.
Van waar komt dat toch? Welke noodzaak zit daarachter?
Waarom wordt dat, ondanks de immense hoeveelheid energie dat dat vraagt, toch als nog levensnoodzakelijker bevonden.. dan ons eigen ‘leven’ bijna.
Contradictorisch, I know, maar toch..
ᗪ𝒾∂เรᗪ𝔫ค©️MMXXIII