Schrijf ‘k verhalend of schrijf ‘k informatief?
09:24u
Het was nog maar tien na één als ‘k vrijdagmiddag al vertrok naar de afspraak die pas om twee uur plaats zou vinden.
Te voet was het amper vijf minuten wandelen om de plaats van afspraak, de cafetaria van het academisch ziekenhuis Rivierenland, te bereiken.
‘k Liep, nadat ‘k via Muiterij, Kapelstraat, Kerkplein en Boomstraat de Kasteelstraat insloeg, langs de voorzijde van de recent vernieuwde campus, die van aan de hoek met de Achterweidestraat bijna heel het resterende stuk Kasteelstraat inpalmt, voor die verder overgaat in de Kasteeldreef.
Even twijfelde ‘k om eerst nog de Kasteeldreef, die deel uitmaakt van ’t Graafschap, het nog resterende landgoed dat hoort bij het kasteel van Bornem, die tot aan de toegangspoort van het eigenlijke kasteeldomein zelf loopt, op en af te lopen.
Voor die kleine 700 meter, tot aan die toegangspoort, waar links van die poort een breed, semi-verhard wandelpad verder ’t Graafschap inloopt, dat nog steeds eigendom is van de in het kasteel inwonende 54e kasteelheer en 14e graaf van Bornem, John II de Marnix de Saint Aldegonde, te overbruggen en weer terug te keren, was er nog ruim voldoende tijd.
Toch liep ‘k de dreef niet in.
In plaats daarvan keerde ‘k links vóór die dreef het parkeerterrein van het ziekenhuis op, stak die over en liep zo binnendoor naar het vernieuwde binnenplein van de ziekenhuiscampus om daar, op de daarvoor bestemde plaats, nog een sigaret op te steken.
“Rookzone enkel PAAZ” stond er op een papier te lezen dat in de kleine, overdekte rookzone omhoog was gehangen.
” ‘k paaz het ni,” dacht ‘k terwijl ‘k, leunend tegen een van de palen van het afdakje, afgeschermd voor de lichte regenval die viel, een sigaret opstak en grinnikte om onze eigen domme woordspeling.
Ook die vertegenwoordigster van het CAW, waar we dat onderhoud om twee uur mee hadden, was vroeger op de afspraak en ‘k zag haar, vanuit m’n leunende positie onder dat afdak van die rookzone, vanwaar ‘k een strategisch overzicht had over de toegangsweg vanaf de Achterweidestraat tot de campus, de buitentrap van de aangrenzende parkeertoren afdalen.
Even dacht ‘k haar al tegemoet te komen, omdat ‘k haar wou voorstellen om eens ergens anders een koffie te nuttigen in plaats van wederom in die drukke en drukkend warme ziekenhuiscafetaria te kruipen.
Als ‘k haar, als ze me niet zou zien staan en me voorbij zou lopen richting die cafetaria, al zou onderscheppen in de Achterweidestraat, dus nog voor ze het domein van het ziekenhuis zou oplopen, zou ‘k haar dat kunnen voorstellen hebben.
In ‘mijn’ brein zou dat die vraag tot die stap naar een mogelijk andere lokatie laagdrempeliger maken.
Eens ze de terreinen van de campus zou betreden, zou de keuze om toch weer voor die cafetaria te opteren ergens definitiever zijn voor ons.
Maar na twintig meter, ‘k zag haar net aanstalten maken om de derde en laatste rij treden af te dalen, keerde ‘k op m’n stappen terug en posteerde me wederom leunend tegen het afdakje.
‘k Wou m’n sigaret, die nog niet half opgerookt was, eerst verder rustig oproken in plaats van me te spoeden om haar te onderscheppen.
Als dat er dan zou toe leiden dat we dan toch weer in die drukke cafetaria moesten gaan zitten, dan was het maar zo.
Eerst, dat denk ‘k tenminste, merkte ze me niet op; en daar was ‘k niet geheel rouwig om.
Gewoon, omdat ‘k dan nog even alleen in onszelf kon zijn, voor we die drukte weer moesten inlopen; die verzekerde overprikkeling.
Maar toen ze, een asbak zoekend om haar eigen sigaret in uit te kunnen doven, zichzelf verwijderde van die asbak toen ze dat gedaan had, zag ze me staan en kwam ze naar me toe, toen ze zag dat ‘k zelf geen aanstalten maakte om m’n positie al te verlaten.
Beleefdheden werden uitgewisseld, maar ‘k had vreemd genoeg nog even moeite om ‘iedereen’ ervan te overtuigen dat deze ‘nieuwe’ situatie, zoals met elke interactie, hun op de achtergrond verblijven vereiste.
Onze tanden op elkaar klemmend, omdat dat deze keer dus niet het geval was en we niet wilden dat iemand er zomaar iets zou uitflappen, zwegen we na die beleefdheden net lang genoeg om er een ongemakkelijke stilte van te maken die zij, met een licht onzekere en onderzoekende blik in haar ogen, verbrak door een voor zichzelf informatieve vraag te stellen.
“Ja, hier is een Kruidvat,” antwoordde ‘k met mezelf weer in controle.
En nam die aangeboden opportuniteit gretig aan om toch nog voor te stellen om ineens ook eens een andere lokatie op te zoeken.
ᗪ𝒾∂เรᗪ𝔫ค©️MMXXIV
Ik weet het… Niet gemakkelijk. Maar… Je hoort me al komen. 😉 Stap per stap zal je merken dat dit soort vragen mogen worden gesteld. Jij moet je goed voelen, ook op de plaats van afspraak. Dus de volgende zitting… Somewhere else.🙂