Schrijf!
Zeggen ze.
Je bent goed in schrijven, ..zeggen ze.
Geen idee tegen wie ze dat zeggen.
Noch, of er wel geluisterd wordt.
…
“Probeer anders even. Probeer.”
“Maar waar beginnen dan?”
“Goh,.. geen idee. Bij ons?”
…
1.
M’n verhaal begint in de herfst van m’n 40ste levensjaar.
Het moment.. dat m’n “leven” begon.
Al wist ‘k dat toen zelf nog niet.
Het is oktober, 2017, als ‘k me tegenover de gebouwen van het ‘gasthuis’ in Temse bevind.
Een drie verdiepingen tellend, oud, grijs gebouw; waarbinnen zich ook de PAAZ-afdeling bevindt, waar ‘k naar doorverwezen ben door de huisarts.
Die doorverwijzing, naar de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, is er gekomen na een lange reeks van wat niet beter te omschrijven valt dan een continu vastlopen, blokkeren en uitvallen van de ‘software’ in m’n brein.
Wat (opnieuw) begonnen was in 2016 -een haperen in het dagdagelijks functioneren alsof je tegen een betonnen muur opgesmakt bent en even het bewustzijn bent verloren- zette zich voort in 2017, met steeds (weer) langere perioden van ‘bewustzijnsverlies’ en steeds kortere tussenperioden van ‘muur’ naar ‘muur’.
M’n lichaam wilde me iets vertellen, maar ‘k luisterde (weer) niet.
En ook tegen de huisarts vertelde ‘k maar halve waarheden, waardoor hij onmogelijk kon inschatten wat er werkelijk ‘speelde’.
Pas toen er eens verteld werd, met een stoïcijnse gelatenheid, over een zoveelste poging om ‘het lot te tarten’, werd er, met die doorverwijzing naar de PAAZ, aan de alarmbel getrokken.
2.
Uit het zicht van de oktoberzon, in de schaduw van de gebouwen tegenover die kliniek, was het eigenlijk wat te koud voor wat ‘k aan had.
Oktober is zo een van die maanden waar je je niet weet naar te kleden.
Of je bent te warm aangekleed en zweet je te pletter; of je kledij is te licht en je bibbert uit je vel.
Dat laatste dus.
‘k Was te licht aangekleed om daar in de schaduw van die gebouwen, gezeten op een klein elektriciteitskastje, die kliniek te observeren.
‘k Merkte de koude.
Er woei, als voorbode van de nakende winter, een strakke en ijskoude wind.
Een winterwind, vanuit het Noorden, die tussen de gebouwen van die noord-zuid georiënteerde straat sneed.
En voor me, het kleine parkje voor het ziekenhuis opdraaiend, aan het reeds vergeelde gebladerte rukte van de drie loofbomen die daar stonden.
Maar dat rillen, het bibberen dat ‘k opmerkte, was niet van de koude maar van spanning.
‘k Wist dat er iets moest gebeuren, dat het zo niet verder kon, maar een gigantisch wantrouwen joeg m’n hart op hol -adrenaline doorheen elke vezel van m’n lijf pompend- en verdreef elke notie van kou.
3.
‘k Observeerde het gebouw, dat oud was.
Een traphal, drie verdiepingen hoog, met grote raampartijen aan de voorzijde, rees boven de inkom uit en verdeelde het gebouw in twee ongelijke helften.
Links een grijs vierkant makend van ruwweg 10 op 10 meter, rechts een rechthoek dubbel zo lang.
Verschillende ramen in die traphal vertoonden barsten; en vocht, dat zich daardoor tussen de twee glasplaten had kunnen wringen, vertroebelde daardoor, in grillige vlekken, het zicht op de wit-marmeren, brede treden.
Het gespannen rillen, het hevig jagen van m’n hart, was met het observeren -als ware het een soort meditatie- zodanig onder controle gebracht zodat het fysieke bibberen niet langer zichtbaar zou zijn langs buiten.
En op tijd om, met een nog steeds sterk verhoogde alertheid door de adrenaline, die afspraak met die psychiater aan te kunnen gaan.
4.
-Is dieë zot geworden, of wat!? Ik laat mij daar niet naartoe slepen zene! Ik zeg niks!! Dat em zijne plan trekt maar ik ben ribbedebie.
-Ik kan hem nog altijd onder een auto smijten als ’t moet he. Het is niet omdat het niet gelukt is om hem te elektrocuteren of te verzuipen dat het deze keer niet kan lukken om hem onder een auto te duwen he. Een klein zetje, meer heeft die niet nodig.
-Oh seg, stopt er nu eens mee! Moet jij nu altijd zo drastisch zijn? Dat is ook óns leven waar je mee speelt he.
-Ja fuck you! Don’t remind me. Dat is de enige reden waarom het me nog niet gelukt is. Ik ben jullie bemoeienissen meer dan schijtebeu!
-Oh man, serieus! Ze heeft wel gelijk he. Willen of niet dat is ook ons lijf. En als dat tikkertje stopt tikken, stopt het wel met tikken voor ons allemaal zene.
-Who cares!!
-Oh man, klootzak!
-Eh euh.. mag ik ook even iets zeggen?
-Alle zene, “moe ma’k ook iet zeggen” is ook weer van de partij. Wat nu weer, bleiter!
-Goh.. is dat echt weer nodig, gast!? Doe maar ventje.
-Wel euh.. hij doet toch zijn best, niet? Kunnen we niet nog even afwachten? Misschien heeft hij het deze keer wel echt begrepen dat hij ons pijn doet, nu we allemaal tegelijk buiten zijn.
-BUITEN?!? Ha! We zitten nog altijd gevangen op een eiland he sukkel! En wie heeft dat eiland gebouwd? En wie de gevangenis waar we allemaal in opgesloten zaten? En allemaal!? Niet iedereen is hier he, of vergis ik me?
-Nee ok, dat is waar. Maar sommige dingen zijn te donker, niet? Sommigen zouden te veel schade kunnen aanrichten. Ook aan ons. Geef hem tijd. Geef hem nog even tijd. We hebben nu al veel meer inspraak, veel meer mogelijkheden om te sturen. En de wil is er. Dat voel je toch? De wil is er.
-Tijd!? Er is geen tijd! Er is tijd genoeg geweest! Ik zal dat hier eens sturen se!
-Nee!!
5.
Vastberaden en zelfzeker -of toch alleszins een houding en tred hanterend waaruit dat zou moeten blijken- sta ‘k op, steek de straat over, het voorpleintje, en stap het voorportaal in.
Het voorportaal…
ᗪ𝒾∂เรᗪ𝔫ค©️MMXXIV