‘Allé,’ zei hij, ‘vertel het eens.’
Leunde zelfvoldaan achterover in de brocante armstoel -een oubollig ding met Louis XIV kapsones.
Legde de blocnote op zijn gekruiste benen en met zijn armen nonchalant op de leuningen rustend, ‘blikte hij mij in’ vanop zijn troon.
Triomfantelijk een antwoord afwachtend op zijn uitgekiemde vraag.
Een universum..
Maar ik kon enkel kopiëren wat werd opgevangen.
Leunde achterover, kruiste mijn benen en, aangezien ik geen armleuningen had, ook mijn armen.
“Deurtje dicht!”
‘Wat moet ik vertellen? Wat mag ik vertellen? Wat kan ik vertellen?’, raasde schichtig door me heen.
‘Kon die pummel nu geen andere vraag stellen?’
‘Wat voor een vraag is dat nu toch? Kunnen die echt niets beters verzinnen om mee te openen?’
‘Afbollen! Nu direct!’
‘Wat in godsnaam doe ik hier?’
‘Ik kan misschien proberen? Ik moet proberen. Ik heb echt hulp nodig. Dringend!’
‘Vertrouwen? Ha, laat me niet lachen!’
‘Noodzaak. Zie het als noodzaak. Als het mij niet aanstaat kan ik er nog altijd afstand van nemen.’
‘Ik ben het beu dat ik hulp nodig heb. Als ik kon deed ik het alleen.’
‘Maar het gaat niet alleen.’ –
Ik kon alleen maar aan zijn schoenen denken.
De linker vast op de grond, en de rechter zwevend.
Een 25 cm boven de grond.
Glimmende, okerkleurige, lederen puntschoenen met roodbruine veters. Waarvan die van de rechter schoen nog maar half gestrikt was.
Gehypnotiseerd door het zachtjes heen en weer wiebelen van de felle weerkaatsing van het witte tl-licht op het haast gepolierde lederen oppervlak.
En over hoe het licht én de schoenen helemaal niet pasten in de setting die getracht werd te creëren.
‘Wat bedoeld u?’, hoorde ik mezelf stamelen.
‘Wel, wat je hier komt doen. Ge zijt toch voor een reden naar hier gekomen hé’, zie hij.
Terwijl een snelle blik op zijn polshorloge werpend.
‘Ja, dat dacht ik wel’, rolde over mijn lippen.
De daaropvolgende afwachtende stilte werd door een gefrustreerde zucht, die nog eens snel toevlucht zocht in het digitale vierkantje om zijn pols, onderbroken.
‘Goed’, zei hij, zich losrukkend uit zijn comfortabele houding, ‘Vertel dan eens wie je bent. Hoe oud, kinderen of niet, werk, hobby’s… je weet wel. Jezelf voorstellen.’
Blocnote en pen worden nonchalant op het bureau naast hem geworpen.
‘Dat gaat toch lukken, niet?’
‘Ja’, stamelde ik.
En terwijl we allebei dachten aan het verloren uur waar we voor stonden, ratelde ik een lesje af. Of zoiets.
‘Ik ben 42. Vader van drie kinderen. Ik ben technieker. Mijn huidige werk bedoel ik. Hoewel ik nu niet aan het werk ben. Ik lees veel. En loop. Loop veel. Soms fiets ik ook veel.
Twee jaar geleden heb ik voor de eerste keer in mijn leven hulp gevraagd.
Omdat het niet meer ging. Om te functioneren bedoel ik. Dagdagelijks dingen.
Ik ben moe. Denk ik. Gewoon moe. Doodop eigenlijk.’
Ik merk plots dat er zich een glimlach over mijn lippen ontvouwt. Maar dat daar eigenlijk helemaal geen aanleiding toe is.
‘Maar ik twijfel nu sterk of hulp vragen wel de juiste oplossing was’, ga ik verder.
‘Overal bots ik tegenaan. Wat mij verbaast. Toch in deze sector. En het lijkt eenvoudiger, ondanks de opgemerkte nood, om mij een zwervend bestaan toe te dichten. Wat proper uitgedrukt is.
Dus zwerf ik nu, op zoek naar water in een woestijn. Of zoiets. Maar kom blijkbaar alleen maar droge crackers tegen. Begrijpt u?’
Ik kon alleen maar denken, dat het mij frustreerde, dat ik er toch voor moest betalen.
Voor dat uur. Een uur. Verloren.
Wat raar is.
Want ik denk bijna nooit aan geld. Geld interesseert mij geen bal.
En dat ik niet denk zoals mensen.
Dat ik op een heel ander ritme ‘bougeer’.
Vanbinnen.
Het uur was eigenlijk nog niet om.
Maar voor mij wel.
Ik moest een nieuwe ‘nickname’ “verzinnen”.
‘διαίρεση’ was te moeilijk. Om te typen. Als iemand mij wou aanspreken op dat forum.
…
Goed. Dat is inderdaad niet zo evident. Ik pas ‘het’ wel even aan.
…
Hg80
——
Διαίρεση (di-eeresi) is oud. Net zoals (de) taal.
Disunity, split, divided, … was there happiness when united?
Griekenland: De bakermat van de democratie. Ooit. In lang vervlogen tijden. Maar het nobele ideaal heeft sindsdien heel wat moeten lijden. Was het überhaupt wel een nobel ideaal? Of was het toen ook al brood en spelen? Wat de intentie ooit ook is geweest, het is hoe dan ook niet meer wat het ooit was.
Soit, “ik” was er niet bij.
Snel dus… doen wat moet. Doen wat we kunnen. Doen wat we kennen. Aanpassen.
Hydrargyros (Hg). Atoomnummer 80. Een indicatie dat het een zwaar element is.
En 8!
Er zijn 8 planeten in ‘ons’ zonnestelsel.
8 bits in 1 byte.
8×8 vlakken op een schaakbord.
Het atoomnummer van zuurstof is 8.
8 (acht) is een oud woord voor aandacht.
Het kleinste geheel getal dat op meer dan één manier partioneerbaar is in 3 verschillende positieve gehele getallen.
8 is nacht, wacht, dacht, macht, vacht, zacht, lacht,…
En oneindig. 8 is oneindig op zijn zij(n).
De 0 (ooo… een nul!). 0 dus, als symbool van een vicieuze cirkel.
0ndoordringbaar, 0ndoorbreekbaar, 0nbedoeld.
Kwik,
De vreemde tussen de metalen,
Als enige vloeibaar op kamertemperatuur,
Geleidt slecht de warmte.
Om niet te veel te vervelen met technische uitleg over eigenschappen en de vele waarom’s:
Een gedicht.
Hg
Snel
Vlugger
Vlucht!
Glinsterend lopende klucht
Niet droog, niet nat
Onbevat
Vloeiend raar
Als koud gebaar
‘Vast’ zelden waar
Een vreemde daar
Stil in storm
Uiteengespat
Mal als vorm
Spiegelend glad
Druppels tot een plas
Wie weet wat is of was
Snel
Vlugger
Vlucht!
Ongrijpbaar als de lucht.
Διαίρεση & Hg80 © MMXIX